woensdag 3 februari 2021

Kansenongelijkheid blijft bestaan


Ik ben de kleindochter van een man die in het naoorlogse Spakenburg als oudste van een gezin van 9 kinderen opgroeide. Zijn vader was timmerman, zijn moeder was huisvrouw. Zijn schoolcarrière begon op de mulo, en hij werd eventueel de eerste van de familie die ging studeren. Ik ben de dochter van een man die in de jaren 70 en 80 opgroeide in Amsterdam Noord met een bijstandsmoeder en afwezige vader. Ook hij ging na het gymnasium studeren aan de universiteit. Zowel mijn opa als mijn vader zaten in hun jeugd in een achterstandspositie en hadden geen ouders die hun kunnen helpen met hun schoolwerk. Hoe anders waren mijn jonge jaren: ik groeide op in een middenstandsgezin in Amsterdam met ouders en een opa die mijn intellectuele ontwikkeling stimuleerde en mij konden helpen. Op mijn citoscore kreeg ik de hoogste score mogelijk, een 550 en ik kreeg een overweldigend VWO advies, net zoals een groot deel van mijn klas. Ik ging naar een geheel blank gymnasium toe, waar ik tussen de “nieuwe” elite-kinderen zat: het waren heus niet allemaal kinderen van artsen en directeurs, zoals in mijn opa’s jeugd wel zo was op het gymnasium, maar het waren wel stuk voor stuk kinderen met ouders die alles over hadden voor hun kinds schoolcarrière.

Laatst las ik een stuk over kansenongelijkheid in het onderwijs. Een man vertelde hoe treurig het was dat er in 2020 nog kinderen zijn die omwille van hun sociale stand een lager advies krijgen dan kinderen uit een betere sociaal economische klasse. Hij vertelde over zijn jeugd, waar hij als arbeidersjongen een lager advies kreeg dan de kinderen van dokters en ingenieus uit zijn klas. Door zijn moeders volhoudendheid kreeg hij alsnog een hoger advies. Docenten moesten kansarme kinderen meer kansen geven om een hogere opleiding te volgen, was de strekking van zijn stuk.
Het was niet het enige stuk wat ik las, door de documentaire “Klassen” is kansenongelijkheid een hype in het nieuws. Columns worden er over geschreven, Linkedin staat er vol mee. In de documentaire wordt bijvoorbeeld voorbeeld een meisje belicht wat slim is, maar door haar familie problemen (haar oom is neergestoken) zich niet meer goed kan focussen op het leren. Een lager schooladvies dan dat ze kan dreigt. Hartverscheurend natuurlijk om te zien. Een kant van de samenleving doet met toetstraining, bijlessen hun best om hun kinderen op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen: maar er is ook een veel kwetsbare groep kinderen.Zij krijgen door hun sociaal economische klassen minder kansen op een hoog schoolniveau, en dreigen ook sneller uit te vallen. Dit is een reëel probleem in Nederland. Ik vraag me alleen af of dit probleem wel echt is op te lossen.

Toen ik 14 was, stortte mijn leven in elkaar. Ik moest, na een aantal moeilijke jaren op het gymnasium naar het speciaal onderwijs toe. Ik ben slechthorend, volgende de lessen slecht en de docenten wisten simpelweg niet wat ze met me aan moesten. Op het speciaal onderwijs kwam ik in een totaal andere wereld terecht. Ik kon daar niet het VWO doen, het hoogste niveau wat er werd gegeven was de HAVO. Dat was al bijzonder, want het merendeel van de leerlingen zat op het VMBO. Ineens kwam ik in een totaal andere wereld terecht.

Op het speciaal onderwijs voelde ik me ontzettend eenzaam. Mijn medestudenten hadden simpelweg andere prioriteiten in het leven dan ik, ik voelde me een vreemde eend in de bijt. Ik was diep en diep ongelukkig. Ook leerde mijn tijd op het speciaal onderwijs hoe moeilijk het was om iets als kansenongelijkheid te veranderen. Aan de docenten van mijn school lag het niet, ze werkte zich de naad uit om meer ouderparticipatie te regelen en een goede toekomst voor deze kinderen te realiseren. Soms zelfs met burn-outs van leraren tot gevolg. Op mijn school was er van alles een schoolpsycholoog, een schoolarts, speciale specialisten voor deze kinderen: we kregen zelfs schuldhulpverlening en hulp met andere praktische zaken. Ik vraag me af of het goed helpt, als je ouders hebt die de taal niet spreken, ouders die geweld gebruiken, of ouders die afwezig zijn.

De kansarme kinderen van tegenwoordig zijn niet meer alleen “arm”, maar groeien vaak op in ingewikkelde gezinnen met waar geweld, verslaving en cultuurverschillen een grote rol spelen. Ik moest dan wel ietwat gniffelen toen ik las dat mijn oude gymnasium zich aan heeft gesloten bij een “gelijke kansen alliantie”. Tenzij het radicaal is veranderd daar, vraag ik me af hoe een school die een meisje wat uit een normaal gezin kwam, met twee betrokken hoogopgeleide ouders, met een ding wat anders aan haar was: namelijk haar gehoor, moest wegsturen: in vredesnaam denkt klaar te spelen om kinderen die in zulke ingewikkelde, moeilijke situaties zitten genoeg hulp te kunnen geven om toch hun gymnasium-diploma te laten halen.

Ondanks mijn niet al te beste ervaringen aan het gymnasium, weiger ik om hun de schuld te geven voor het “falen” van mijn schoolcarrière bij hun. Ik zag ook wel dat deze docenten hun best deden: maar dat ze simpelweg niet de tijd en capaciteiten hadden om met mij om te gaan. Het idee dat docenten “moeilijke kinderen” minder “gunnen” vind ik dan ook lastig te accepteren. Natuurlijk zou het wel voor kunnen komen, maar structureel? Dat een juf een kind wat HAVO aan zou kunnen, wegens het slechte gedrag op school of andere leer en gedragsproblematiek wat komt door de situatie thuis toch maar een VMBO advies geeft: wiens schuld is dat? De schuld van de juf, omdat ze het kind geen kans geeft? Of de schuld van de ouder: omdat ze niet in staat zijn om het kind een opvoeding te geven waar het kan floreren? Welke verantwoording leggen we bij elkaar? En dan is er nog de vraag: Is er altijd wel een schuldige?

Wat fijn aan Nederland is, is dat er een goed “stapelsysteem is”. Met het MBO kun je naar het HBO. Met het HBO kun je naar de Universiteit. Zelf hoop ik om door de 21 plus toets komend jaar te beginnen aan de universiteit met de opleiding Rechten. Toch er nog gekomen. Ik gun het de kinderen van “Klassen”, die op een lager niveau komen dan wat hun eigen niveau eigenlijk is ook om zo op latere leeftijd hun plek te vinden. De diplomastapelaars en laatbloeiers. Helaas zie je sommige kinderen nu al weg glijden naar het criminele pad. Misschien is het dan ook zaak om de VMBO en MBO scholen waar vele van deze kinderen in eerste instantie naar toe gaan kleinschaliger en veiliger te maken. Kleinere klassen, meer docenten, meer steun. Maar bij sommige kinderen zijn de situaties thuis zo problematisch: dat ik me vraag of het enig verschil kan gaan maken.

maandag 19 oktober 2020

Gedicht: "er is meer". 

Ik kon niet ontspannen,
ik had geen rust.
Ik was bang,
ik voelde geen geluk. 

Ik was eenzaam, 
ik was alleen.
Ik zat vast,
Ik kon nergens heen. 

Ik zonk diep, 
dieper dan ik ooit gedaan had,
en toen ik de bodem had bereikt,
was het alsof ik vrij was.

Want toen ik stikte, kon ik weer ademen,
toen de regen bleef vallen, werd ik weer droog.
Soms zit je zo laag,
je kunt alleen maar omhoog. 

Ga verder, ga door, en vergeet het oude zeer.
Laat het verleden achter je, 
er is meer. 

 

Mijn pleidooi voor een betere inburgering.

Ik vind dat de inburgering van statushouders beter kan en moet. Ik wil dat Nederland meer gaat kijken naar de statushouder als individu in plaats van ze allemaal op dezelfde manier te behandelen.

Dit onderwerp gaat mij aan het hart door dat ik zelf bevriend met vluchtelingen ben, hun moeilijke levensverhalen heb gehoord, en hun een goede toekomst wens in het land waar ze zeer waarschijnlijk de rest van hun leven gaan wonen. Daarnaast is het ook voor Nederland belangrijk dat vluchtelingen goed inburgeren. Ik wil een samenleving waar we in harmonie samen kunnen leven.

Door oorlog, onderdrukking of armoede vluchten er ieder jaar vele mensen op rubberen bootjes naar Europa, in hoop op een beter leven. Ze vragen dan hier asiel aan. Het opnemen van vluchtelingen is een hot topic in de Europese politiek. Sommige mensen zien deze vluchtelingen als indringers die niet in de Westerse samenleving zouden passen. Europa, en ons geval Nederland, heeft geen plek voor deze mensen. Andere mensen vinden weer dat Nederland te weinig doet om vluchtelingen op te vangen.

Dit stuk is gaat niet over of Nederland vluchtelingen wel of niet op moet opvangen. Dit stuk gaat over hoe Nederland de statushouders, mensen die een vluchtelingenstatus hebben gekregen en hier dus mogen blijven, het best kan helpen inburgeren. Inburgering houdt in dat de statushouders zo goed mogelijk de Nederlandse taal, cultuur en maatschappij begrijpen en hier ook mee aan kunnen doen. Als statushouders, maar ook andere migranten goed mee doen met de Nederlandse maatschappij, dan noemen wij dat integratie. Over het Nederlandse integratiebeleid zijn de afgelopen 20 jaar veel vragen ontstaan. Een grote groep mensen vinden dat de integratie bij bijvoorbeeld asielmigranten van de jaren 60 uit Turkije of Marokko is mislukt. Om deze redenen zijn partijen die tegen migranten en vluchtelingen zijn, de afgelopen jaren zeer populair geworden.

Door dit heftige debat, was het onderwerp inburgering de afgelopen jaren politiek hot nieuws. De inburgeringseisen voor zowel statushouders als huwelijksmigranten werden strenger, en bijna ieder kabinet veranderde er wel iets aan. Het 1e kabinet van Mark Rutte privatiseerde de taalscholen: voortaan kreeg iedere statushouder een lening van 10.000 euro, waarmee hij zijn eigen taalcursus kon bekostigen. Haalde hij de taaltoets, hoefde hij de lening niet terug te betalen. Dit beleid is geen succes gebleken. Door dat er geen strenge controle was op taalscholen, zoals die er wel is op ander onderwijs, kon iedereen een taalschool maken en schoten de frauderende en nep taalscholen als paddenstoelen uit de grond. Minder statushouders haalde de inburgering. Het huidige kabinet, het 3e van Mark Rutte, wil de inburgeringswetten weer veranderen. Statushouders krijgen geen lening meer en de gemeenten nemen nu de regie over. Ook gaat de taaleis van de inburgering omhoog. Eerst was de taaleis A2, nu is het B1. Dit zijn Europese taalnormen.

De verhoging van de taaleis klinkt als een goede zaak: als je in Nederland woont en je leven hier ook gaat opbouwen, is het belangrijk de taal machtig te zijn. A2 is geen hoog niveau van de Nederlandse taal, met de taal B2 is het makkelijker om mee te doen aan onze maatschappij. Als vluchtelingen goed de taal leren, kunnen ze ook beter meedoen met de maatschappij.

Toch ben ik tegen deze nieuwe taaleis voor inburgering van vluchtelingen. Ik ben niet de enige. Verschillende taalscholen en de stichting Civic, die voor een beter inburgeringsbeleid is, hebben een petitie gemaakt om deze wet te voorkomen. Waarom ben ik er tegen? Ik gebruik nu de “voortgang cijfers inburgering” van DUO, een document van de DUO waarin de resultaten van de inburgering worden opgezet. In 2016, het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis, zijn er 25421 inburgeringsplichtigen bij gekomen. Hiervan hebben er nu 12677 mensen het A2 niveau gehaald (ongeveer 50 procent) en 1656 mensen het B1/2 niveau. ( ongeveer 7 procent). De rest is of ontheven van de plicht of is, ruim na de wettelijke vereiste van 3 jaar nog bezig met de inburgering van A2. Ook andere jaren zijn de cijfers ongeveer zo. Het niveau van de taalscholen, zoals ik benoem in mijn inleiding, is op vele gevallen slecht en kan stukken beter. Hier zit een groot potentieel. Maar is de verhoging van de taaleis, an sich, wel een goed plan? De helft van de mensen haalt nu het A2 niveau al niet, dus waarom zou dat, puur met een nog hogere eis wel kunnen? De wens van de overheid om het taalniveau te verbeteren is politiek, maar niet realistisch. Wat er gaat gebeuren door deze taaleis is dat er nog meer statushouders de eisen niet gaan halen, ondanks de jaren dat ze er voor werken. Consequenties voor hun verblijfsvergunning zijn er nog niet, maar vele statushouders zullen bijv. om uitstel vragen en nog jaren langer, zonder positief resultaat aan hun taal werken. Voor de integratie van de statushouder is dit niet goed: zij zullen nu een lange tijd voornamelijk op taalscholen zijn, een plek met vele soortgenoten, in plaats van in de Nederlandse samenleving.

Ik heb de afgelopen paar jaar contact gehad en heb zelfs vrienden gemaakt met een aantal Syrische statushouders, en maak de inburgering dus van dichtbij mee. Met de jongere statushouders gaat het goed. Zij volgen een opleiding, hebben een baantje en zijn geïntegreerd. Maar voor de oudere statushouders is het lastiger. Zij kunnen de Nederlandse taal nog niet goed, en hebben geen werk of opleiding. Naar mijn mening komt dit door het lage niveau van de taalscholen. Ook vind ik dat de overheid te veel statushouders aan hun lot overlaat in plaats van duidelijk en consequent te zijn over hun rechten en plichten.

Voor de integratie van de statushouder en toekomst in hun nieuwe land is een goede inburgering belangrijk, maar voor Nederland als land zelf is het ook belangrijk dat statushouders goed integreren. Er is een grote groep mensen die, zoals ik in mijn inleiding heb gezegd, denken dat door dat de meeste statushouders nooit goed kunnen integreren in Nederland en ze dus Nederland eigenlijk alleen maar geld kosten. Als er een groot deel van de statushouders in de bijstand blijft en zich niet integreert, ben ik bang dat deze groep steeds groter gaat worden. Maar als we statushouders zien als onbenut potentieel kunnen ze Nederland ook stukken beter maken. Er zijn genoeg verhalen van succesvolle ingeburgerde vluchtelingen. Een voorbeeld is mijn Syrische vriendin, die een HBO opleiding volgt, stage loopt, een bijbaantje heeft en vloeiend Nederlands kan.



Ik vind dat er in het huidige inburgeringssysteem veel te veel op taal wordt gefocust. Door de politisering van het immigratiedebat wil de overheid nu ineens een “streng” beleid geven. Heeft dit zin? Statushouders zijn vaak getraumatiseerd: vlucht-trauma’s, oorlog-trauma’s, het hele “ik ben in een ander land dan waar ik vandaan kom” trauma. Neem nou Eritrese vluchtelingen, de op een na grootste statushouders groep in Nederland. Eritrea is als land compleet anders dan Nederland. Vele hebben geen goede educatie achter de rug, de groep die in Nederland is maken gebruik van een schrift waar weinig informatie over is en de vlucht die de meeste Eritreeërs maken om naar Nederland te komen, een zeer traumatiserende, levensgevaarlijke vlucht waar de vluchtelingen de meest afschuwelijke vormen van (seksueel) geweld meemaken en zelfs het riskeren om als slaaf te kunnen worden verkocht. Goed de taal leren is belangrijk om mee te doen aan de Nederlandse maatschappij, en de statushouders zijn vaak zeer veerkrachtig, maar van diep getraumatiseerde mensen, waarvan er ook een groot gedeelte in land van herkomst laagopgeleid of zelfs analfabeet was, eisen dat ze op dit hoge niveau de taal kunnen spreken lijkt mij heel erg moeilijk.

Ik denk dat het goed is om te beseffen dat er een grote groep statushouders is die nooit zo goed de taal kan spreken als we zouden willen. Ik pleit dan ook voor een pro-actievere omgang met deze vluchtelingen. In plaats van ze jaren lang naar slechte taalscholen te laten gaan waar ze 3 of 4 middagen per week Nederlands leren, verbeteren we ten eerste het niveau van de taalscholen en kijken we verder. Wat kunnen deze mensen wel? Wat deden ze in het land van herkomst en hoe zouden ze dat eventueel hier kunnen doen? Ze zullen dan de taal niet zo goed spreken als we willen, maar hebben wel een andere manier waarop ze kunnen meedoen aan de maatschappij. Bijvoorbeeld door middel van (vrijwilligers)werk. Met goed onderwijs zorgen we er voor dat hun eventuele kinderen wel te taal goed leren.

De inburgering van statushouders moet beter, zegt de overheid. Daar ben ik het mee eens. Maar in plaats van onrealistische taaleisen te stellen, kan je beter naar andere dingen kijken. Bijvoorbeeld de taalscholen. De Syriërs die ik ken, zijn al naar vier taalscholen geweest. Het ene moment moest er eentje sluiten, de andere was zeer slecht, bij de ene was het niveau te hoog en bij de andere te laag. De verantwoordelijkheid van het vinden van een goede taalschool moet weg bij statushouders en terug bij de overheid. Het is tijd om vluchtelingen te zien als potentieel talent in plaats van ze jarenlang te wijzen op wat ze niet kunnen. 






Gedicht:  "Doorgaan"

Op een dag, 

leek de lucht blauwer

de zon was stralender,

Het nieuws wat ik in de kranten las, 

leek positiever. 

Maar het was,

Voornamelijk,

De zwaarte in mijn hart

die verdwenen was.

Ik besefte me,

dat ik het verleden moest vergeten..

En door moest gaan,

doorgaan met mijn leven. 

Kansenongelijkheid blijft bestaan

Ik ben de kleindochter van een man die in het naoorlogse Spakenburg als oudste van een gezin van 9 kinderen opgroeide. Zijn vader was timmer...